Kobudo is een vechtsport met traditionele Japanse wapens. Kobudo komt uit het eiland Okinawa, vlak onder Japan. Okinawa stond bekend om zijn eigen krijgskunst, zowel ongewapend als met gelegenheidswapens.
Het ongewapende deel is later ‘karate’ geworden, het gewapende deel wordt nu ‘ryukyu kobudo’ genoemd; letterlijk “Okinawa’s weg van de oude strijdkunst”. Gelegenheidswapens houdt in dat op het platteland een sikkel of een dorsvlegel gebruikt werd, terwijl aan de kust de peddel van een boot makkelijk voorhanden was.
Elke vechtsport heeft drie elementen: zelfverdediging, wedstrijden en zelfontwikkeling. Bij de ene vechtsport ligt het accent meer bij zelfverdediging, bij de andere meer op wedstrijden. Bij Kobudo zijn geen wedstrijden, en de wapens waar we mee trainen heb je niet bij de hand in een zelfverdedigingsituatie. De nadruk ligt bij Kobudo op het aspect van zelfontwikkeling. Net als bij ju-do en aiki-do, is bij kobu-do het laatste karakter van de naam “do”. Do betekent: een levensweg, een pad van ontwikkeling. Bij Kobudo streven we zo puur het aspect van Do na, het gaat veel verder dan een sport.
Door de focus op “Do” is Kobudo juist fysiek een zware sport. Elke les is een gevecht met jezelf. Wanneer je niet tegenover een tegenstander staat, moet je de grens opzoeken en die doorbreken.
De training met tegenstander vergt meer discipline en respect. Je moet ontzettend alert zijn dat je iemand niet blesseert of verwond. Dit vergt Zanshin: een scherpe en alerte geest. Scherp trainen is ook een kwestie van vertrouwen. En dat schept een unieke band tussen budoka.
Het beoefenen van Kobudo is een lang traject met vele aspecten, maar als je volhoudt dan kun je er je levenlang plezier van hebben. Juist door de alertheid is de kans op blessures erg laag.